Stamboom Vennik

Print Voeg bladwijzer toe
Ridder Johan II Persijn van Velsen

Ridder Johan II Persijn van Velsen

Mannelijk 1228 - 1283  (55 jaar)

Persoonlijke informatie    |    Aantekeningen    |    Alles    |    PDF

  • Naam Johan II Persijn van Velsen 
    Titel Ridder 
    Roepnaam Jan II 
    Geboorte 1228 
    Geslacht Mannelijk 
    Overlijden 21 dec 1283 
    Persoon-ID I54933  Stamboom Vennik
    Laatst gewijzigd op 12 jan 2016 

    Vader Nicolaas I Persijn van Putten,   geb. ca. 1201   ovl. 1255, Velsen Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd ~ 54 jaar) 
    Moeder Maria van Velzen,   geb. ca. 1210 
    Huwelijk
    • Vrouwe Van Haarlem
    Gezins-ID F1513873868  Gezinsblad  |  Familiekaart

    Gezin Ludgarde van Lynden,   geb. 1235   ovl. 26 okt 1301, Rijnsburg Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd 66 jaar) 
    Huwelijk 1260 
    Type: civil 
    • Heer Van Velsen En Waterland
    Kinderen 
     1. Heer Nicolaas II Persijn van Velsen,   geb. ca. 1250, Velsen Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatieovl. 20 mrt 1304, Zierikzee Vindt alle personen met gebeurtenissen op deze locatie (Leeftijd ~ 54 jaar)
    Gezins-ID F1513873841  Gezinsblad  |  Familiekaart
    Laatst gewijzigd op 20 mrt 2024 

  • Aantekeningen 
    • Ridder; heer van Waterland en het huis Velsen, vermeld tussen 1252 en 1283. Hij was de bezitter van het huis Swanenburg bij Monnickendam, dat in een verzoeningsverdrag op 30-08-1275 met de inwoners van Waterland nog geheel van hout bleek te zijn. Hij was op 4 sep 1252 te Middelburg tegenwoordig, toen Floris, broeder van Holland, aan Boudewijn van Noordwijk vrijdom van Schot en Bede voor zijn pachters tussen het Veen en Warmond vergunde )Oorkondeboek I no 568). Op 5 okt 1256 was hij met Hendrik, heer van Voorne, Symon van Haarlem, Dirk van Teyligen, Claes van Borsselen, Godfried van Cruyningen, Hendrik van de Leckem Arnous van Eemskek (burggraaf van Torenburg), Willem van Strijen, Hugo van Naaldwijk, Hugo van Schouwen en Simon van Souburgh te Brussel toen zij beloofden te zullen zorgen dat de vrede tussen Margaretha, gravin van Vlaandeen, en graaf Floris, voogd van Holland, gemaakt, bewaard bleef (Oorkondeboek II no 13). Op 6 juni 1257 komt hij als getuige voor in de brief die Lubbertus, abt van Egmond, uitgaf ter aanwijzing van enige renten ter betaling van wijn en brood voor de monniken (Oorkondeboek II no 26). Op 12 feb 1259 komt hij als ridder en getuige voor bij de bevestiging die Aleid, voogdes van Holland, gaf aan deabdis van Rijnsburg van de goederen haar vroeger door gravin Petronella en anderen geschonken, benevens goedkeuring van de vermangeling met Dirk, heer van Teylingen, aangegaan (Oorkondeboek II no 51). Op 1 mei 1262 vergunde hij te Haarlem aan zijn neef Nicolaas van Rietwijk, dat op diens zonen en dochters het goed zou mogen versterven, dat die van hem in leen had (Oorkondeboek II no 86). Op 18 nov 1263 was hij getuige bij de gift van Lubbertus, abt van Egmond, aan Symon van Haarlem en zijn erven van enige landerijen te Limmen (Oorkondeboek II no 106). Op 28 okt 1264 was hij tegenwoordig bij de verkoop van Dirk van Wassenaar van de tienden tussen Alphen en Woerden aan Heer Willem van Brederode (Oorkondeboek II no 119). Op 29 apr 1267 was hij getuige bij de belening van Albrecht, heer van Voorne, aan het Huis ten Velde met toebehoren aan Floris van den Velde (Oorkondeboek II no 156). Op 23 okt 1268 was hij borg voor Hendrik, heer van de Lecke, ridder, tegenover het Kapittel van St. Marie (Oorkondeboek II no 173). In datzelfde jaar beschermde hij de stad Haarlem tegen de aanloop der kennemerlanders (zie Hollandse Kroniek). Op 23 juni 1270 was hij in de Raad van de graaf toen Floris V het vrijgeleide van Lubeck bevestigde (Oorkondeboek II no 202). In 1273 gaf hij die van Waterland handvesten en privileges, welke later tot onaangenaamheden aanleiding gaven. Op 25 apr 1274 vergunde hij aan Ysbrand van Spaarnewoude, dat diens leengoederen bij gebrek van zoons op de dochters zoudenmogen overgaan (Oorkondeboek II no 267). In datzelfde jaar stond hij graaf Floris V terzijde als getuige, toen deze de voorrechten van de abdij van Leeuwenhorst bevestigde en die in zijn bescherming nam (Oorkondeboek II no 282). In tegenwoordigheid van de graaf en van diens Raden verzoende hij zich op 30 sep 1275 met zijn ontevreden geworden Waterlanders (Oorkondeboek II no 301). Daardoor waren echter alle moeilijkheden voor hem nog niet uit de weg geruimd, zodat op 13 juni 1277 Johannes, bisschop van Utrecht, met enige van zijn prelaten de geschillen tot een oplossing moest brengen, die er tussen Heer Jan Persijn en die van de Zeevang gerezen waren (Oorkondeboek II no 339). Blijkens de verklaring die Floris V op 3 mei 1280 uitgaf, dat de heer Nicolaas van Cats de lijftocht had afgekocht, die vrouwe Aefkyn, weduwe van heer Hugo Botter, op Schoonhoven bezat, lag heer Johan Persijn met de graaf voor Vredelant (Oorkondeboek II no 392). Op 27 juli 1282 verkocht heer Jan de helft van zijn vrije heerlijkheid Waterland en Zeevang, benevens zijn rechten in Amsterdam aan graaf Floris V tegen diens goederen in de Lier en Zouteveen, onder beding dat zijn zoon en erfgenaam Claes Persijn Waterland voortann als leen van de graaf zou ontvangen en altijd bezitten; deze zaak kreeg kreeg de volgende dag haar volkomen beslag (Oorkondeboek II no 460 en 461). In het jaar 1285 schijnt hij met Amsterdam begiftigd te zijn, omdat de drie gebroedrs van Amstel, Willem, proost van St. Jan te Utrecht, Gijsbert, heer van Amstel, en Arnoud van Amstel op 27 okt 1285 de afgeperste verklaring aflegden dat zij genoegen zouden nemen en vrede hebben met die gift van Amsterdam aan heer Jan Persijn (Oorkondeboek II no 571). Volgens van Leeuwen overleed heer jan Persijn in 1292. Dit is meer waarschijnlijk dan hetgeen de Kroniek van Egmond vermeld, 26 dec 1283, doch voor 1283 moet wellicht 1293 gelezen worden. Hij was waarschijnlijk gehuwd met Luitgaert van Linden, van wie echter niets bekend is. 23-01-1277 Archief E.A.Ochtman Den Haag. Transcriptie vanuit het Latijns. Heer Jan Persijn belooft dat na den dood zijns broeders Symon, diens kinderen hetzij zoons of dochters, in zijne lenen zullen opvolgen. Nos Johannes milles dictus Persyn notum facimus universis presentia visuris, quod omnia bona et predia que Symon frater noster dilectus a noblis in feudum obtinet, post obitum suum et uxoris sue Machtildis purkines ipsorum tali modo concedimus possidenda, videlicet quod filius post filium dummodo fuerit filius, quod absit, flia post filiam cum eorum heredibus jure feudali omnia bona seu predia a nobis collata sive conferenda in perpetuum obtinebit. In cujus rei testimonium ipsis presentem litteram nostri sigilli munimine contulimus roboratum.Datum anno Domini MCC septuagesimo sexto, sabbato ante conversionem Paulli". Vertaling: Ik Johannes, genoemd Persijn bij leven hier aanwezig, verklaar hierbij, dat hetgeen ik hier bevestig ten overstaande van mijn broeder Symon, vader zijne kinderen, edel in leven, te weten, dat na mijn overlijden, hij en zijne echgenote Machtildis en hunne kinderen in al mijne erfgoederen en lenen zullen opvolgen. Hetgeen ik hier bevestig ten overstaande van hun en door mij vastgelegd in de als getuigenis aanwezige schepenbrief. In het jaar des heren 1276, zaterdag voor de bekeerde Paulli. Naar een afschrift der 17 eeuw geextract uit het leenregister van Hodenpijl en Haamstede. mr. LPC van den Bergh, oorkonde boek van Hollanden Zeeland, deel II nr.61.