Stamboom Vennik

Print Voeg bladwijzer toe
Jan Hendriksz Mors

Jan Hendriksz Mors

Mannelijk ca. 1570 - 1591  (~ 21 jaar)

Generaties:      Standaard    |    Verticaal    |    Compact    |    Box    |    Alleen tekst    |    (Uitgebreide)kwartierstaat    |    Voorouderwaaier    |    Media    |    PDF

Generatie: 1

  1. 1.  Jan Hendriksz Mors is geboren circa 1570 in Langerak (zoon van Heyndrick Dirk Mors en Anna); is gestorven in 1591 in Langerak.

    Aantekeningen:

    "... heeft Hendrik ook nog een zoon Jan die een vervelende ruziezoeker, drinkebroer en vechtersbaas blijkt te zijn, met als gevolg, dat hij de zeventiende eeuw niet heeft meegemaakt."

    Slechts een maal wordt over Jan Hendriks geschreven en dat is in een akte voor het Hof van Utrecht. Hij blijkt te zijn overleden aan de gevolgen van een steekpartij die, als wij de advokaat van de dader moeten geloven, door hemzelf was uitgelokt. De dader Ningen Jans wordt hiervoor gestraft met levenslange verbanning uit de heerlijkheid Langerak en betaling van een hoge boete. Twee en een half jaar na deze gebeurtenis verzoekt de dader kwijtschelding van zijn zware staf. In het verzoekschrift aan het Hof van Utrecht vertelt de advokaat van de dader onder andere hoe het misdrijf was gepleegd. Het is daarbij niet ongebruikelijk om het slachtoffer af te schilderen als de echte 'slechterik', die het onheil over zichzelf heeft afgeroepen. De dader wordt dan beschreven als een goedmoedig persoon, die eigenlijk 'geen vlieg kwaad kan doen'. Als de familie van het slacht­offer zich niet tegen de kwijtschelding van de straf verzet, wordt die in een dergelijk geval dikwijls verleend. Ningen Jans belooft de verwanten van het slachtoffer schadeloos te stellen. Uiteraard zal hij ook een boete betalen en zullen de kosten voor het rechtsgeding voor zijn rekening komen.
    'Die Staten van den lande van Utrecht doen te weeten allen jegenwoordigen ende toecommen­de, dat wij ontfangen hebben d'oetmoedige supplicatie van Ningen Jans gebooren tot Langerack. Inhoudende hoe dat hij suppliant alle zijn leeffdaech hem selven in alle stillicheijt ende gehoor­saemheijt onder zijn ouderen ende vrede onder zijn gebueren gedraegen hebbende, sulcx dat hij suppliant noijt zijn leeffdaech mit ijemant ter werelt twist gemaect off gehadt off daer voor geacht zijnde. Soe ist dienvolgende oick gebuert dat hij suppliant in julio anno XVc een ende tnegentich inden dorpe van Langeraeck mit zijn broeder Dierck Jans, Jan d'Best, Claes Rochus ende Claes Helmichs, Jan Cornelis ende Hubert Cornelis Vlaminck alle jonggesellen in Langerak vergeselschapt is geweest ten huijse van eene Wonnitgien, weduwe van wijlen Mathijs Sebastiaens, alwaer zij mitten anderen in alle eerlicke vruntschap ende vroelicheijt in twee parthijen een gelach gehouden hebben, son­der van eenich quaet te weeten. Ende alwast dat eenen Jan Henricx (wesende soe tschijnt een kijver ende twistsoecker) van den gelage niet en was. Soe is nochtans die selve droncken ende vol sijnde gecomen inde voors[chreven] herberge. Ende is aldaer tegens will van de weerdinne inden huijse ingestreecken ende heeft hem datelicken terstondt begeven in tvoors[chreven] geselschap, daer hij suppliant mede in alle vrede was vergadert ende mit twelck hij suppliant tot die tijt toe vrundelick vrolick geweest was ende wesende die voorschreven Jan Henricx alsulcx daer onder gecomen, heeft terstont qualick begonnen te spreecken. Seggende eerst tegens Claes Rochus een vant voorschreven geselschap: Wat doet ghij in ons gelach ende heeft mede voorts twist gemaeckt tegens Claes Hel­michs, waermede hij harde kijvende woorden hebbende was tot vechten toe, ende sulcx heeft hij voorts tgeheele geselschap gestoort ende tselve geprovoceert ende de een voor ende dander nae ge­dreijcht ende qualick toegesproecken, seggende [...] ghij luijden sult noch genoch mit mij te doen hebben ende meer andere scheldige ende kijvelicke woorden. Sulcx dat die suppliant wesende een jonckman ende dese ondaft nijet wel konnende lyden ende verdraegen tegens den selven Jan Hen­ricx seggende wat, ghij sit altijt en kijft ende alst te doen comt en hebt ghij geen handen. Twelck hoe wel den voornoemde Jan Henricx nijet veel en was te nae geseijt, heeft nochtans daerop voor antwoerde gegeven: "een hont en sal mij nijet bijten" ende heeft mitsdien mit een can ofte croes den selven suppliant datelicken nae zijn hooft geworpen, ende heeft voorts zijn mes tegens den suppliant vuijtgetoegen, ende zijn zijluijden aldaer inden gelage voorts over hoop gevallen. Ende eijntelick die voorschreven Jan Henricx vuijten huijse gelopen ende d' suppliant hem gevolcht wesende zijn voorts buijten den huijse miten anderen hantgemeen geworden. Sulcx dat die sup­pliant den selven Jan Henricx mit een brootmes een steecke gebrocht heeft daer aen hij etlicke tijt daernae gestorven is. Ter oirsaecke vant welcke die baillu van Langerak den suppliant in rechten heeft doen roepen, ende vermits hij suppliant nijet en dorst compareren, heeft jegens hem voorts [...] sententie verworven daerbij die suppliant vuijt die selve heerlicheijt van Langerak gebannen is ende gecondemneerd in de boete daer toe staende, dwelcke naderhant betaelt is geworden'.
    De advokaat merkt verder op dat Ningen Jans:'vuijt enckel jonckheijt tot het voorschreven on­geluck onnoselick is gecommen, sonder dertoe gesint geweest te zijn off meijninge gehadt te hebben. Daert toe bij den voornoemde Jan Henricx grotelicx geirriteert ende geprovoceert sijnde. Te meer soo deselve Jan Henricx hem eerst bevochten ende sulcx mit een can off croes nae zijn hooft geslaegen ende voorts mit een opsteecker geaggresseert heeft. Waerover dat oick die vrunden van­den selven Jan Henricx hem suppliant tselve hebben vergeven ende geremitteert'.
    De schout van Langerak, als vertegenwoordiger van het gerecht die de oorspronkelijke straf had opgelegd, Hendrick Dircks als vader van het slachtoffer, voor hem zelf en voor zijn beide andere zonen, Cornelis en Adriaan Hendriks, en Thonis Lenaerts, Philips Sebastiaens en Jan Engberts, als zwagers van het slachtoffer, worden gedagvaard om op 7 januari 1594 voor het Hof te verschijnen. Noch de schout, noch de 'vrunden' van het slachtoffer verschijnen en laten zich evenmin door een procu­reur vertegenwoordigen. Dezelfde personen worden weer gedagvaard op de tweede zitting op 28 januari te verschijnen. Zij blijven afwezig. Een dag na de derde zitting op 19 februari 1594 wordt de kwijtschelding van de straf verleend.


Generatie: 2

  1. 2.  Heyndrick Dirk Mors is geboren circa 1527 in Langerak (zoon van Dirk Mors); is gestorven op 15 jun 1603 in Langerak.

    Aantekeningen:

    http://www.den-uijl.nl/genealogy/119.htm

    Op de plaats waar Hendrick woonde ('t Waal, nu een buurtschap ten oosten van Langerak) is ooit (waarschijnlijk al in de Middeleeuwen) een dijkdoorbraak geweest waarbij een wiel is ontstaan; na deze dijkdoorbraak is de dijk niet rechtdoor hersteld, maar om het wiel heen gelegd (pas eeuwen later is de dijk weer rechtgetrokken; een deel van de oude dijk is nog in het landschap zichtbaar als het straatje "Waal" dat vanaf de Lekdijk landinwaarts loopt). Hierdoor ontstond een halfronde "uitstulping" van de Lek landinwaarts, die later langzaam verzand is. Dit is misschien het moeras waar "Mors" naar verwijst, hij woonde aan het eind van zijn leven ernaast.

    Hendrik Dirks Mors bezit in Langerak twee weren land van ieder zeven morgen, veertien morgen totaal. In het Utrechts archief bevinden zich in de stukken van de Staten van Utrecht twee lijsten met het oudschildgeld van Langerak12. De 'oude aenbrengh' dateert van ver voor 1550 en de tweede, 'de nieuwe aenbrengh' vermoedelijk uit de jaren '90 van de zestiende eeuw. Op de eerste lijst wordt Hendrik Dirks niet vermeld, hetgeen te verwachten was. Het is niet te zeggen of op deze lijst de vader van Hendrik voorkomt. Zoals vermeld in de inleiding, is Dirk in die periode een veel voorkomende naam.
    Zeker is, dat Hendrik Mors de beide weren niet van zijn vader geerfd heeft. Op de tweede lijst staat voor het eerste weer: de Heilige Geest tot Langeraeck, nu Henrick Dircx Mors, 7 mergen, eigenaar en gebruiker. en voor het tweede weer: Gerret Cornelis en erfgenamen, nu Henrick Dircx Mors, 7 mergen.

    Te oordelen naar de lijst van 'de nieuwe aenbrengh', moet men Hendrik Dirks Mors rekenen tot de beter gesitueerden van Langerak. Op deze lijst komen slechts enkele personen voor, die meer bezitten dan 14 a 15 morgen, uiteraard de Heer van Langerak niet meegerekend. Daarenboven treft men op de laatste lijst eveneens zijn oudste zoon aan, die dan eigenaar is van een weer van 6 1/2 morgen.
    Zeven kinderen van Hendrick Mors, drie zoons en vier dochters, zijn volwassen geworden. Twee van deze zeven kinderen overlijden voor hun vader. In juli 1591, ruim tien jaar voor zijn overlijden, moet Hendrick meemaken, dat zijn zoon Jan door messteken om het leven wordt gebracht. De dader ontvlucht Langerak. Voor het gerecht van Langerak is een proces geweest waarbij de (afwezige) dader onder andere tot een hoge geldboete en levenslange verbanning uit de heerlijkheid wordt veroordeeld. Bijna drie jaar na de doodslag op zijn zoon sluiten Hendrick Mors en zijn overige kinderen een overeenkomst met de dader en diens familie. De familie Mors zal financiele genoegdoening krijgen van de dader (of diens familie) en zal zich dan niet verzetten tegen een eventuele kwijtschelding van de straf, die de dader is opgelegd. Kwijtschelding of vermindering van een dergelijke zware straf kan alleen gegeven worden door het Hof van Utrecht. In een dergelijk geval is het niet ongebruikelijk de dader af te schilderen als een goed mens en de schuld bij het slachtoffer te leggen.
    Na het overlijden van Hendrik Mors ontstaat onenigheid tussen zijn tweede vrouw, de weduwe IJchgen Adriaans, en zijn kinderen. De geschillen zijn ten dele tussen de weduwe en enkele kinderen afzonderlijk, maar ook tussen de weduwe en alle kinderen samen. En uiteraard, niet te vermijden, tussen de kinderen onderling. Waarschijnlijk is Hendrik zelf debet aan de onenigheid. Hij zou voor zijn overlijden zijn kinderen hun moederlijk erfdeel nog niet uitbetaald hebben. De geschillen leiden tot processen voor schout en schepenen van Langerak.

    Het is Belitgen Hendriks, vermoedelijk de jongste dochter van Hendrik Mors, die de aanval opent op haar stiefmoeder. Het gerecht doet bij deze eerste zitting geen uitspraak en vindt dat Beligje terug moet komen op de volgende rechtdag met haar broers en zusters, de overige erfgenamen van haar overleden vader. Zij allen zijn betrokken bij het geding. De weduwe is kennelijk niet bereid zo lang te wachten en drie weken later daagt zij de kinderen voor het gerecht op een buitengewone rechtdag. De kinderen protesteren tegen de kosten voor deze buitengewone zitting van het gerecht. Zij vinden dat gewacht had kunnen worden op de volgende reguliere zitting. Beide partijen worden gesteund door een procureur. De eiseres, waarschijnlijk moe gewordenvan alle ruzies, wil de kinderen dwingen tot een boedelscheiding binnen 24 uur. De kinderen zijn daartoe niet bereid en eisen eerst uitbetaling van hun 'moeders goed' en een schriftelijke inventaris van de boedel van hun overleden vader. Als dat gedaan is, zijn zij bereid over te gaan tot loting en verdeling van de boedel. De weduwe laat weten dat de kinderen voldaan zijn van hun moeders goed en toont een beschikking die op dezelfde dag gedaan is. Zij daagt de kinderen uit onder ede te verklaren niet voldaan te zijn. Het gerecht bepaalt dat de eiseres de verzochte inventaris zal leveren binnen drie dagen. Verder moeten de erfgenamen twee dagen daarna op vrijdag den 17de juni elk afzonderlijk onder ede verklaren of zij voldaan zijn van hun moeders goed of niet. Daarna kan overgegaan worden tot scheiding van de boedel. Op de volgende buitengewone rechtdag, twee dagen later, verklaren de schepenen de eis van de weduwe tot boedelscheiding te komen, voor gerechtvaardigd. De weduwe zal dus een inventaris geleverd hebben. De schepenen bevelen partijen met elkaar voor zonsondergang van de volgende dag 'int vruntlick te loten' en de boedel in twee gelijke delen te splitsen, tenzij eventuele huwelijksvoorwaarden tussen IJchgen Adriaansen wijlen Hendrik Dirks Mors anders bepalen. 'Ende bij aldien zijluiden de voorn[oemde] lotinge inden voors[egde] tijd niet alzo met den anderen in vruntschappen zouden doen, maar enige weigerich bleven, zoo zal de willige ende geinteresseerde jegens den maandag eerstcomende schout ende schepenen doen citeren, te compareren ter plaatse in kwestie, om dezelve lotinge tot costen vande onwillige gerechtelijk gedaan te worden'. De schepenen houden een stok achter de deur. Zij eisen een minnelijke schikking. Zo niet, dan zullen zij de boedel laten verdelen op kosten van de dwarsligger(s). De uitbetaling van het moederlijk erfdeel van de kinderen blijkt toch niet helemaal rond te zijn, ondanks de eerdere beschikking van de weduwe. Mochten enkele gedaagde erfgenamen nog aanspraak maken op zaken en goederen die in het sterfhuis van hun moeder aanwezig waren, dan zal de weduwe hem of haar de waarde daarvan vergoeden. Natuurlijk moeten de erfgenamen aan kunnen tonen, dat zij terecht aanspraak maken op die zaken. Uitbetaling hiervan dient vooraf te gaan aan de verdeling van de opbrengst van de verkoop van het meubilair na het overlijden van Hendrik Mors. Beide partijen worden veroordeeld in een gelijk deel van de kosten van het rechtsgeding.

    Dan blijft het enige maanden rustig en het lijkt erop dat de afwikkeling van de nalatenschap van Hendrik Mors tot ieders tevredenheid gedaan is. Maar op 29 november wordt de weduwe weer voor het gerecht gedaagd, nu door de oudste zoon van Hendrik Mors, Cornelis Hendricx Uul, en een van zijn schoonzoons Philip Bastiaens. De beide eisers verwijzen naar de sententie van het gerecht van 17 juni. Zij verlangen dat de weduwe veroordeeld wordt tot betaling van 75 gulden aan ieder van de eisers. Dit geld zou hen toekomen, wegens nog niet verrekende huur of pacht voor de zeven morgen land, die de weduwe gebruikt heeft tot de boedelscheiding, wegens de opbrengst van de vruchten van het land en de 30 of 40.000 'houpen' die zij heeft gehouden. Uitspraak wordt niet gedaan en op volgende rechtdagen wordt deze zaak nog op de rol vermeld.

    De namen van de kinderen van Hendrik Mors komen nog enige malen voor op de rol van de rechtdagen. Van een enkel proces zijn de uitkomsten niet bekend. Het kan zijn dat delen van het betreffende dingboek verloren gegaan zijn, maar zeer wel mogelijk is, dat uiteindelijk in de meeste gevallen onderling een regeling getroffen is. De processen worden hieronder besproken. Op 6 maart 1604 vindt ogenschijnlijk het laatste rechtsgeding plaats over de afwikkeling van de nalaten¬schap. Hoewel geen van de nakomelingen van Hendrik Dirks de achternaam Mors verder voert, zal die naam nog enkele eeuwen voortleven. Tijdens zijn leven wordt een deel van de veertien morgen aangeduid met de naam 'het Heilige Geestweer'. Na zijn dood zal het weer steeds zijn naam dragen: het Heyn Dirks Mors(se)weer.

    Heyndrick is getrouwd met Anna in 1560 (civil) in Langerak. Anna is geboren circa 1535 in Langerak. [Gezinsblad] [Familiekaart]


  2. 3.  Anna is geboren circa 1535 in Langerak.
    Kinderen:
    1. Cornelis Hendriks den Uijl (Uul) is geboren circa 1560 in Langerak; is gestorven op 6 mei 1616 in Langerak.
    2. Dirkje Hendriksdr Mors is geboren circa 1563 in Langerak; is gestorven op 19 dec 1605 in Langerak.
    3. Marrigje Hendriksdr Mors den Uijl is geboren circa 1565 in Langerak; is gestorven op 19 dec 1605 in Langerak.
    4. Adriaan Hendriksz Mors is geboren in 1566 in Langerak.
    5. 1. Jan Hendriksz Mors is geboren circa 1570 in Langerak; is gestorven in 1591 in Langerak.
    6. Beligje Hendriksdr Mors den Uijl is geboren in 1572 in Langerak; is gestorven in 1612 in Langerak.
    7. Marrigje Hendriksdr (de jonge) Mors is geboren in 1573; is gestorven op 15 jun 1603.


Generatie: 3

  1. 4.  Dirk Mors is geboren circa 1500 in Langerak.

    Aantekeningen:

    De broers Mors

    Aan het einde van de zestiende eeuw leven in Langerak twee mannen, die beiden de achternaam Mors voeren. Beiden dragen bovendien het patroniem Dirckszoon. Heyndrick en Rutger Dirks Mors zullen broers geweest zijn, hoewel nergens een dergelijke vermelding is gevonden. De uitzonderlijke achternaam, die door niemand anders wordt gevoerd en het gelijkluidende patroniem, mogen in dit geval als voldoende bewijs worden beschouwd. Daar komt nog bij dat in 1612 de tweede zoon van Hendrik Mors, Adriaan Hendriks, een overeenkomst sluit met Dirk Rutgers, de zoon van Rutger Mors. Dirk Rutgers belooft Adriaan Hendriks, zijn vermoedelijke neef, tot zijn levenseinde te verzorgen. Een dergelijke overeenkomst is tussen verwanten wel vaker gesloten. Meestal is dit het geval, als een van beide partijen kinderloos en/of onge­huwd is. De verzorgende partij krijgt dan als tegemoetkoming in de kosten een groot deel of de gehele nalatenschap van de te verzorgen persoon. Uiteraard is, met behulp van enkele lijsten van Oudschildgeld, gezocht naar de vermoedelijke vader van Hendrik en Rutger Dirks Mors. Dirk is in die periode geen uitzonderlijke naam in Langerak, maar aanwijzingen dat een Dirk Hendriks, een Dirk Thonis, een Dirk Jans of een andere persoon met de voornaam Dirk, zelfs maar verwant is aan de beide genoemde broers ontbreken. Bovendien leeft in de tweede helft van de zestiende eeuw een tweede Hendrik Dirks in Langerak, die volgens eigen zeggen slechts een jaar ouder is dan Hendrik Mors. De eerstgenoemde wordt ter onderscheiding van zijn naamgenoot soms aangeduid als Hendrik Dirks Preker.

    Kinderen:
    1. 2. Heyndrick Dirk Mors is geboren circa 1527 in Langerak; is gestorven op 15 jun 1603 in Langerak.
    2. Rutger Dirksz Mors is geboren in 1530 in Langerak; is gestorven op 19 jun 1604 in Langerak.