Aantekeningen |
- http://www.juulonline.nl/stamboom/koenerding.jpg
Koenerding (Johannes Andreas), ook Konerding en Cuenerdingius genoemd, is volgens Molhuysen en Blok vermoedelijk voor 1590 geboren; indien dit juist is, moet hij op later leeftijd zijn studie begonnen hebben, daar hij in 1619 nog student en alumnus in het Staten-college was. In laatstgenoemd jaar werd hij met vier anderen uit dat college verwijderd om zijn Remonstrantsche gevoelens, waarna hij zich te Waalwijk voor den dienst in de Remonstrantsche gemeenten aanbood. Voorloopig was hier echter geen werkkring voor hem weggelegd, doch in 1622 vond hij dien als predikant te Gronau, in het gebied van graaf Willem Hendrik van Steinfurt gelegen. Koenerding was namelijk een leerling van Vorstius, die door den Graaf hoog geacht werd en vroeger te Steinfurt predikant en hoogleeraar was geweest. Toen Vorstius dan ook in hetzelfde jaar 1622 uit de Nederlanden week en vergunning vroeg, om in Holstein te mogen wonen, bood de Graaf hem dadelijk aan, in Steinfurt terug te komen, waartoe hij Koenerding ‘nevens een E
Koenerding was gehuwd en waarschijnlijk heette zijn vrouw Haasje, omdat twee zijner kleindochters ook dien naam droegen. Zij schonk hem drie zoons, namelijk: Steven, die de overgrootvader was van Adriaan Koenerding, Remonstrantsch predikant van 1748-1804 en in 1820 op 98-jarigen leeftijd overleden; den reeds genoemden Johannes en Georgius. De laatste is in 1650 als proponent te Kampen om zijn prediking eenige maanden gevangen gehouden (zie verschillende brieven van zijn hand, alsmede een request, door zijn vader ingediend, afgedrukt in Vad. Letteroef., I, 279-313) en was later van 1652 tot zijn overlijden in 1657 predikant te Gouda.
Volgens Frederiks en V.d. Branden gaf J.A. Koenerding bijdragen in dichterlijke bloemlezingen der 17e eeuw, met zijn voorletters geteekend. Ook is er nog een schrijven van zijn hand, in 1628 uit Gronau aan Episcopius gericht, handelend o.a. over de handschriften van Vorstius, terwijl een eigenhandige brief van Vorstius aan Koenerding (1619) zich in de bibliotheek van de Maatsch. d. Ned. Letterkunde te Leiden bevindt. Brandt noemt Koenerding als zijn zegsman voor het verhaal omtrent Vorstius' omzwerving in Duitschland.
|