Aantekeningen |
- In eerste huwelijk was ze getrouwd met Lenert Jansz Pellenaer "in sijn leven stuijerman ter heij". Hun zoon was Jan Lenertsz Pellenaer. In tweede huwelijk trouwde zij met "Jan Meesz rechtop timmerman tot Monster". Deze was eerder "weduwnaar ende boelhouder van za Antgen Claesdr zine overledenen huijsvrouwe". Op 11 mei 1587 beloofde Jan Meesz aan de erfgenamen van zijn vrouw 626 carolus guldens uit te keren, 2 carolus guldens aan de armen te betalen en de kleren van zijn overleden vrouw aan de erfgenamen uit te reiken. Op 27 januari 1588, inmiddels in tweede huwelijk getrouwd, beloofde Jan Meesz "vuijten naeme ende als getroudt hebbende Jannetje Ariaensdr wede ende boelhouster van Lenert Jansz Pellenaer" uit te keren aan het weeskindJan Lenertsz Pellenaer":
1) de opbrengst van de verkoop van de kleren van de overleden vader, 512½ gulden in drie termijnen te betalen,
2) een huwelijksuitzet van 63 gulden.
Verder zou hij aan de armen 3 gulden uitkeren en de moeder nam op zich haar kind te onderhouden. Op 26 januari 1588 maakte Teuntgen Tonisdr, weduwe en boelhouster van Jan Gerritsz Pellenaer "in sijn leven stuijerman ter heide za" voor haar kleinzoonJan Lenertsz Pellenaer en voor haar dochter Stijntgen Jansdr een geldelijke regeling. Ze beloofde "Dzelve kinderen ende erffgenamen zulx voor vuijtcope" 1600 gulden. Toen Jannetje Adriaensdr als weduwe en Jan Meesz als weduwnaar met elkaar trouwden,hadden ze elk hun inboedel. Op 12 april 1588 gingen ze het overtollige verkopen en in het Boelhuisboek staat genoteerd: "Op de volgende conditien ende voorwaerden wil Jan Meesz rechtop timmerman tot Monster Boelhuis houden ende vercopen seeckere huijsraet ende anders". In ditzelfde Boelhuisboek lezen we gedateerd 24 april 1588: "Op de navolgende conditien ende voorwaerden willen den voochden van naergelaten weeskint van Lenert Jansz Pellenaer za vercopen zeeckere kleren". Het huwelijk van Jannetje Adriaensdr en J
|