Aantekeningen |
- Langerak 7, fol. 6. 20-1-1601: Rechtdag. Compareerde ten vierschaer Rutger Dirricxs Mors en verklaarde dat Pieter Treur hem daar heeft doen dagen, maar dat hij zelf niet is verschenen. De gedaagde verzocht vrijspraak en verzocht het gerecht Pieter Treur te veroordelen tot het betalen van het bedrag dat hij verloor, omdat hij deze rechtdag niet kon werken. Schepenen gehoord het verzoek van de comparant; hebben de gedaagde vrij gesproken en Pieter Treur veroordeeld in de kosten mits betalende mede 'des comparants en requirants dachgelt. ses stuvers.
SAD, ora Langerak 7, fol. 37v. 7-11-1602: Jan Cornelis uit Nieuwpoort eiser contra Rutger Dirricx, gedaagde.
Rutger Dirks heeft een schuld aan Jan Cornelis, volgens een obligatie door hem (Rutger) ondertekend. Rutger verzoekt de schuld in drie termijnen te mogen aflossen. "Een derde deel Pasen eerstcomende, tweede deel Bamis ende t leste Pasen daaraanvolgende, mits dat hij presenteert den eiser in handen te stellen zeker roodblaert koebeest" De schepenen veroordelen de gedaagde te betalen de som van zeventien carolus gulden, de ene helft tot Pasen eerstcomende en de andere helft Bamis daaraan volgend anno 1603. Mits dat de gedaagde daar voren in handen van den eiser zal stellen het voornoemde Rootblaer koebeest [...].
SAD, ora Langerak 7, fol. 66v. 20-3-1604: Rechtdag ordinaris. Susanna Zaroels (Zarvels) weduwe van Johan Mathijs eiseres contra Rutger Dirricx Mors, gedaagde. De eiseres verzoekt betaling van een som van 20 gulden wegens de landpacht van twee hennip akkers door de gedaagde in het jaar 1602 van Johan Mathijs gehuurd en gebruikt. Eveneens 20 gulden wegens het 'weijen van twee koebeesten int selve jaar' door de eiseres van gedaagde aangenomen, makende tezamen 40 gulden. Daarvan wordt afgetrokken de bedragen die de gedaagde eerder betaald heeft. Resteert nog 18 gulden 7 stuivers. Tenzij de gedaagde kan bewijzen meer betaald te hebben. De gedaagde, Rutger Dirks Mors verschijnt niet.
SAD, ora Langerak 7, fol. 68v. 5-6-1604: Rechtdag. Tweede zitting. De gedaagde Rutger Dirks Mors verschijnt weer niet.
SAD, ora Langerak 7, fol. 70. 9-6-1604: Rechtdag. Derde zitting. De eiseres blijft bij de eis op 20 maart gedaan. De gedaagde zegt grote schade te hebben geleden, doordat de overleden man van de eiseres het land, dat hij pachtte, niet behoorlijk had laten omspitten. Bovendien is de eiseres hem geld schuldig wegens de stalling van enige paarden. De gedaagde eist 18 gulden.
De eiseres ontkent dat zij of haar overleden man onjuist gehandeld hebben en verklaart dat de stalling van de paarden door haar man reeds was voldaan. De gedaagde blijft bij zijn antwoord. Schepenen, de partijen gehoord hebbende, vinden het moeilijk een juist oordeel te vellen. Zij adviseren partijen elk 'een goet man tot haer te nemen' om zo tot een overeenstemming te komen en alle kwesties te liquideren. 1
|