Aantekeningen |
- NOTE: Op 1 januari 1700 schrijft Ds. Lucas Bosch de "naamen der Leedematen der gemeijnte Jesu Christi tot Noordeloos" in. In deze lijst komt, als enige van de kinderen van zijn ouders Herbert en Jannigje, de naam Pleun Herberts Rietveld voor.
Ook komt hij voor in de lidmatenlijst 1721 van Ds. Lieshout (Predikant te Noordeloos van 1721 tot 1744).
Het feit dat Pleun rond 1641 geboren is, blijkt uit het resolutieboek van de heerlijkheid Noordeloos. Daarin wordt geschreven over een verschil van mening tussen de heren van Noordeloos en die van Ameide en Meerkerk over het onderhoud van twee bruggen, n.l. "de hooge houte brug gelegen ten eijnde Grootewaard over de Noordeloos op het begin van Slingeland" en "de brug gelegen op de buurt bij het huijs van den ouden Bons."
Het onderhoud van die twee bruggen was volgens Noordeloos altijd voor rekening gekomen van de heren van Ameide en Meerkerk. In 1713 zijn de bruggen aan reparatie toe, doch Ameide en Meerkerk weigeren hier voor te zorgen. Voor de schepenen van Noordeloos verschijnt een aantal oudere mannen die getuigen te weten dat in het verleden het onderhoud van deze bruggen altijd voor rekening van Ameide en Meerkerk is geweest.
Een van deze mannen is Pleun Rietveld, oud 72 jaar, oud-waarsman. Pleun verklaarde "dat hij een jongen sijnde en eenigie jaaren daar naa heeft gesien dat Bastiaan den Hartog, gewesen gemeenlands timmerman van Amijde de voorn. hooge brug heeft gemaakt en gerepereert ende dat voorn. den Hartog in den voorn. arbijt des nagts in 't huijs van sijn vader heeft gelogeert."
Na veel heen en weer gepraat en geschrijf worden de bruggen toch weer voor rekening van Ameide en Meerkerk gerepareerd, echter wel onder protest.
Bestuursschema voor Noordeloos
Vanaf circa 1600 tot 1815 toen de bestuursreglementen voor het platteland
werden vastgelegde en de scheiding tussen polder en gemeente definitief werd.
Vrijheer
Drossaard
Schout | Secretaris
7 Schepenen | 2 Waardslieden | Armmeesters | Kerkmeester
Een Polderschout en een Gaardermeester voor iedere polder
Drossaard, Schout en Secretaris werden benoemd door de Vrijheer en waren te beschouwen als zijn dienaren. Soms werden die drie ambten in een persoon gecombineerd en werd het schoutambt in de praktijk door een ander persoon waargenomen.
De schepenen waren belast met de rechtspraak en notariele werkzaamheden.
De waardslieden die met de polderschout de polderzaken behartigden werden ook wel polderheemraden of poldermeesters genoemd. De polderschout was de hoogste in de besluitvorming.
De armmeesters (het burgerlijk armbestuur, de zogenaamde Groote Armen - dit ter onderscheiding van de Diakony Armen).
De gaardermeester (gemeenteontvanger en penningmeester van de polder).
|