Aantekeningen |
- In overleg met zijn vader schaarde hij zich na de overgang van Hoorn met drie paarden en twee knechten onder Lumey, de graaf van der Marck, diein juli 1572 op gezag van de Heren Staten bereden troepen mobiliseerdebij Beverwijk. (FA TvB, inv.nr. 22). Onder diens leiding trok hij opnaar Schoonhoven, welke stad in oktober van dat jaar werd ingenomen. In1572 werd er een poging gedaan om Haarlem via Hillegom te ontzetten, maar dit ging niet zoals het moest. Jan verloor hierbij twee paarden, maar verving deze meteen en trok verder ten strijde om het strategischbelangrijke Haarlem te ontzetten.(FA TvB, inv.nr. 22). Zijn commandant,Willem van Dorp, roemde in een getuigenis van 1591 Jans moedige gedragengaf als staaltje van dien betrouwbaarheid dat hij bij Sassenheim 'onderandere een Bagijn veroverd heeft, met een groote kanne gelts, die hijterstont aen sijne (...) Excellentie sonder daer aff iets tegenietenheeft gelevert', in die dagen ongetwijfeld een vermeldenswaardigeuitzondering. (FA TvB, inv.nr. 22). Na Haarlem trokken de Spaansetroepen naar Alkmaar en ook daar heeft Jan zich niet onbetuigd gelaten.Hij nam 'met eenich volck van 't Noorderquartier' de schans teRustenburg in en werd naderhand als overste naar Langedijk gezonden,waar hij met 'des viants leger' slaagsraakte en de kerk van Sint Pancrasin brand stak. Voorts heeft hij zich volgens een getuigenis van hopmanjonker Hans van der Schuer nog verscheidene malen verdienstelijk gemaaktals 'goetwillig h capitein' in de slag op de Zuiderzee. (FA TvB, inv.nr.23). Als blijk van erkenning verhieven de Staten van Holland op 16december 1617 enig leenland gelegen in Monnikendam, genaamd de Hofvennen, op Tedings verzoek tot 'vrij allodiaal goed.(GA Monnikendam,inv.nr. 391 (16.12. 1617)). Toen het strijdgewoel in Holland was geluwd, keerde Jan terug naar Monnikendam, waar hij tot de vroedschap werdbenoemd en diverse malen schepen en burgemeester was. (GA Monnikendam, inv.nrs. 1 (fol. 99 vlg.)en 2). Tevens fungeerde hij dikwijls alsgedeputeerde ter dagvaart naar de Staten van Holland. (GA Monnikendam,inv.nrs. 1 (fol. 99 vlg.) en2). In 1599 werd hij ontvanger van de gemenelandsmiddelen over Monnikendam en het kwartier van waterland en eenjaar later raad in het Admiraliteitscollege van het Noorderkwartier,destijds een uitermate lucratief ambt. (GA Monnikendam, inv.nr. 253; FATvB, inv.nr. 27). (Dit laatste ambt was vooral lucratief vanwege deopbrengst van de kaapvaarten het tegen betaling geven van gelegenheidtot ontduiking van de convooien en licenten. De raden van deAdmiraliteit van het Noorderkwartier werden door de Amsterdamsekooplieden gelaakt, omdat zijde handel van de in hun regio gelegensteden trachten te bevorderen door ontduiking op grote schaal toe telaten. De Amsterdamse heren hadden echter wat dit betreft ook boter ophun hoofd. vgl. Elias (1903-5: I,XL-XLI); vgl. voorts Elias (1916-28: I,41-3 en 93-4). Tussen de bestuurlijke bedrijven door zette hij de handelvan zijn vader voort en begon tevenseen bierbrouwerij die enkelegeneraties binnen de familiebleef. (GA Monnikendam, inv.nr. 289(honderdste penning 1588)). Het betreft hier de brouwerij de Roovos dietwee generaties later nog wordt genoemd (GA Monnikendam, NA, inv.nr3432 (f ol. 53 v.-56v., 11.2.1661). Helaas is over de omvang ensamenstelling van zijn vermogen weinig bekend. In het kohier van de duizendste penning van 1625 taxeerde Jan zijn vermogen op f 25.000. (GAMonnikendam, inv.nr . 297). Daarmee behoorde hij tot de twee na rijksteingezetenen van Monnikendam. Bij dit bedrag dient men te bedenken dattenminste drie van zijn zeven kinderen - Adriaan, Pieter en Reinier - opdat moment waren getrouwd en hun huwelijksgoed van vijftienduizendgulden dus hadden ontvangen.
|